LENTE

De zon begint meer te schijnen, de bomen en bloemen beginnen weer te bloeien, aangename temperaturen, de pasgeboren dieren maken kennis met de wereld en de andere dieren komen weer terug van hun winterslaap, winterrust of vogeltrek. De tijd van donkere dagen is voorbij want de lente is weer begonnen! Dit is een prachtige periode om het Drents-Friese Wold te bezoeken om alle dieren en planten te zien 'ontwaken'.

De boomleeuwerik

lullulu arborae

De boomleeuwerik is een inheems vogelsoort die te herkennen is aan de lichtgekleurde wenkbrauwen, de korte staart en de prachtige zang. De voorkeur van zijn leefgebied gaat uit naar stuifzanden en heideterreinen omdat deze gebieden voedselarm en leemarm zijn. Zijn voeding bestaat uit insecten en zaden, voedingsmiddelen die aan de grond te vinden zijn.

Het Drents-Friese Wold beschikt over een heideterrein, het Doldersummerveld. Hier zult u geheid een boomleeuwerik spotten. Maar ook is de vogel te vinden in de duingebieden van het park.

De boomleeuwerik laat zijn prachtige, unieke, warme klanken horen wanneer hij in grote, golvende kringen boven zijn territorium vliegt.

In september trekt de boomleeuwerik naar gebieden in het Midden-Oosten en naar de Noordrand van Afrika. Eind februari trekken de vogels weer terug naar Nederland, dan begint de broedperiode. De boomleeuwerik bouwt zijn nest op de grond waarbij het twee legsels legt met elk 3 tot 5 eieren.

De boomleeuwerik is een van de vogelsoorten die als eerste weer terugkeren naar het Drents-Friese Wold. 

De tapuit

Oenanthe oenanthe

De tapuit is erg opvallend door zijn witte vacht, de mannetjes hebben een zwart masker zoals je bij geen andere vogel ziet. De vrouwtjes zijn minder opvallend, deze zijn meer beige gekleurd. De zang van de tapuit is te herkennen aan de scherpe fluittonen.

De tapuit is te vinden op droge heiden en op stuifzandgebieden, dit betekent dus ook dat u de tapuit zeker kunt vinden in het Drents-Friese Wold. De tapuit komt hier voornamelijk voor doordat hier konijnenholen zitten waar ze in kunnen broeden.

De tapuit trekt naar de Afrikaanse Savannen in de winter. Vervolgens komt hij in April weer terug om te broeden, dit doet de zangvogel in konijnenholen. Hierbij legt de vogel per legsel ongeveer 5 eieren. Hun voeding bestaat vooral uit insecten als kevers, larven, rupsen en spinnen.

De tapuit komt in het Drents-Friese Wold vooral voor op de zandgronden van Aekingerzand.

De zwarte specht

Dryocopus martius

De zwarte specht is een schuwe maar ook mysterieuze vogel. Om deze te spotten zult u daarom ook veel moeite moeten doen. De vogel zal namelijk meteen wegvliegen wanneer hij iets onverwachts ziet in zijn leefgebied zoals een mens.

De vogel is te herkennen aan zijn bijzondere, rode kruin en aan de manier waarop hij vliegt, flapperend in een rechte lijn.

De vogel is te vinden in bosgebieden, In het Drents-Friese Wold is dit bij landgoed Boschoord. Landgoed Boschoord grenst aan het Doldersummerveld, op de grens van deze twee gebieden kunt u de zwarte specht voornamelijk zien. De vogel is hier te vinden omdat ze hier hun nestholte in de beuken kunnen hakken.

De broedperiode van de vogel begint in maart, hierbij legt de specht één legsel met ongeveer 4 eieren. Het nest hakt hij uit in loofbomen. De voeding voor de zwarte specht bestaat uit houtmieren en kevers.

Bijzonder aan de zwarte specht is dat hij het gehele jaar in Nederland blijft, hij maakt dus geen trek naar het buitenland. 

De draaihals

Jynx Torquilla

De draaihals is vernoemd naar zijn unieke, flexibele hals, hij kan deze namelijk op veel manieren buigen. Naast zijn vaardigheid om zijn nek te buigen, is deze vogel verder niet erg bijzonder. Ook valt hij door zijn bruine camouflagekleuren niet erg op. Deze vogel spotten zal dus ook erg lastig zijn.

Het leefgebied van de draaihals is voornamelijk in het bos. Ze broeden namelijk in oude loofbomen en hier vinden ze ook hun voedsel, mieren.

De draaihals begint met broeden in mei, hierbij heeft hij 2 broedsels per jaar met ongeveer 9 eieren.

In de winter trekt de draaihals naar Afrika om hier te overwinteren en rond de maand mei trekken ze terug naar Nederland.

Als u deze vogel wilt spotten moet u voornamelijk kijken op de grens van het Doldersummerveld en landgoed Boschoord.

De kwartel

Coturnix coturnix

Kwartels zijn zeer moeilijk te spotten omdat ze zich altijd goed verstoppen, daarnaast is de vogel ook erg klein. Wel kunt u ze goed herkennen aan het geluid dat ze maken, een zeer opvallend geluid dat klinkt als 'kwik kwik'. Om het geluid van de vogel te horen kunt u het best tijdens schemering het Drents-Friese Wold bezoeken.

Kwartels leven bijna alleen in hoge graslanden en in duingebied omdat verstoppen hier makkelijk gaat. Hun voeding bestaat voornamelijk uit zaden van gras, onkruid, bloemen en blaadjes. De vogels trekken weg tussen juli en oktober, de meesten gaan naar Sahel. Rond mei keren de kwartels weer terug naar Nederland.

De broedperiode loopt van mei tot en met augustus waarbij er veel eieren zijn per legsels, ongeveer 15.

Om deze vogel te spotten kunt u het beste kijken bij het Doldersummerveld of op de graanakkers bij het nationaal park. 

De blauwe zegge

Carex panicea

De blauwe zegge bloeit in april en mei. Je kunt de plant herkennen aan de gladde stengels en de blauwgroene bladeren. De blauwe zegge wordt tussen de 20 en 40 cm hoog. De bloemen vormen een losse bloeiwijze met één mannelijke aar en twee vrouwelijke aren. Elke bloem heeft drie stempels. De blauwe zegge heeft een éénzadige dopvrucht. Bestuiving gaat via de wind.

Zijn biotoop is vochtige en voedselarme grond zoals op heide. Dit betekent dat hij onder andere te zien is bij het doldersummerveld, vaak samen met het pijpenstrootje.

Verder is er niets unieks aan de blauwe zegge, het voordeel hieraan is dat hij niet lastig te vinden is. 

Kraaiheide

empetrum nigrum

Kraaiheide is net als struikheide een groenblijvende plant.
De naam kraaiheide heeft te plant te danken aan het feit dat de vruchten worden gegeten door kraaien. De kraaien verspreiden de zaden van de kraaiheide.

Op zure zandgrond gedijt kraaiheide het best. Ook langs naaldbossen en veen groeit deze plant goed.
De kraaiheide bloeit in april en mei, een redelijk korte bloeiperiode.
In de Kale Duinen en in het doldersummer- en Wapserveld kun je deze plant vinden. Ook bij bossen en naastgelegen veenvelden kun je kraaiheide vinden.
Kraaiheide is een van de eerste die al vruchten heeft, andere planten en bomen komen daar wel 4 weken later mee.

De kraaiheide is te onderscheiden van de
gewone dophei en de struikheide, door dat de kraaiheide al weer gewoon groen is terwijl de dophei en struikheide in bloei staan.

Het paapje

Saxicola rubetra

Het paapje is een broedvogel, die zijn nest vaak bouwt op open graslanden. Ook kun je het paapje vinden in heidegebieden en veenvelden.
Deze vogel houdt van landschap met een beetje structuur.
Het paapje is een trekvogel, in de wintermaanden trekt deze vogel naar het zuiden van de Sahara.

Vanaf april tot juni broedt het paapje. Dan zal je deze vogel dus het best kunnen spotten.
In het Doldersummer- en Wapserveld kun je het paapje in het voorjaar en in de zomer vinden.    Het paapje staat op de rode lijst, er zijn zo'n 300 tot 400 (in 2011) broedparen in Nederland. Dit is vrij weinig.


Kamsalamander

Triturus cristatus

De kamsalamander is vrij zeldzaam. Het is een van de wijdst verspreide soorten in Europa. Toch gaat in vrijwel alle landen waar hij voorkomt in aantal achteruit. Het voedsel van de salamander bestaat uit ongewervelden, zoals insecten en larven.

In het voorjaar zijn de kamsalamanders te vinden in stilstaande wateren met veel vegetatie onder water.

De kamsalamander trekt al vroeg in het jaar terug naar het water om zich voort te planten. In Nederland gebeurt dit vanaf eind februari.
Hij is de grootste tijd van het jaar alleen 's nachts actief en alleen in de voortplantingstijd is hij overdag aan te treffen in het water. In april is de
grootste kans om de salamander te zien. Vanaf april tot juni is het mogelijk om de eieren te bewonderen in het water. Van juni tot en met augustus zijn de larven in het water te vinden.

De kamsalamander heeft zijn naam te danken aan de kam op zijn rug. Deze ontwikkelen alleen de mannetjes in het voorjaar. Verder is een
belangrijk kenmerk de oranje buik met zwarte vlekken. Op het land verdwijnt de kam echter en is hij heel donker van kleur met lichte spikkels.

De hermelijn

mustela armunea

De hermelijnbehoort tot de familie der marterachtigen (otter, wezel). Globaal kan je de hermelijn over het noordelijk halfrond vinden. In Nederland vind je de Hermelijn in veel habitatten mits er veel overdekking beschikbaar is. Dan moet u dus denken aan bossen, houtwallen, duinen, akkers etc. Ze leven in een hol. Meestal een oud
mollennest of een konijnenhol.

Hermelijnen zijn regelmatig overdag te zien. Kenmerkend is de 'sprongengalop' waarin voortbewegen en het tussendoor 'kegelen'. De hermelijn eet ongeveer 25% van zijn eigen
lichaamsgewicht per dag. In het voorjaar is het paringsseizoen, dan zijn de meeste hermelijnen te spotten in de kale duinen. In april-mei worden de eerste jongen geboren.

Heikikker

Rana arvalis

De heikikker  is een middelgrote kikker met een spitse snuit. De kleur is erg variabel van geelbruin tot rood/groenbruin op de rug met vaak een lichte
lengtestreep over de rug heen. Ook heeft hij een patroon van donkere vlekken op de flanken en een lichte buik. En hij bezit een relatief grote graafknobbel op de achterpoot.

Eén van de unieke kenmerken is dat in de paartijd de mannetjes licht- tot felblauw kleuren. Deze kleur is maar enkele dagen aanwezig. Heikikkers kunnen 8 cm groot worden. De heikikker komt overal voor in Nederland, behalve in Flevoland. Heikikkers houden van open plekken met kleine
watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkarme gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur. De heikikker kunt u vinden bij de
Ganzenpoel.

Het rozenkransje

Antennaria dioica

Het rozenkransje staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als zeer zeldzaam en zeer sterk
afgenomen. Deze plant is in Nederland wettelijk beschermd sinds 1 januari 2017 door de Wet Natuurbescherming. De plant komt voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond en wordt ook in de siertuin gebruikt.

De plant wordt 5-15 cm hoog en heeft rozet dragende uitlopers. De bovenzijde van de bladeren is groen en de onderkant witviltig
behaard. Het rozenkransje bloeit in mei en juni in de habitatten: zeeduinen, heide, grasland, ijl kruipwilgstruwelen en vrij open plekken met veel
korstmossen, dus in het doldersummerveld.

Gemaakt door leerlingen VWO 6 Stellingwerf College
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin